Zeg...
Als ik tegen jou zeg
dat jij tegen mij moet zeggen
dat ik niet tegen jou moet zeggen
wat jij zeggen moet...
Zeg jij dan tegen mij
dat je dat nét wilde zeggen
en dat ik dan zeggen moet
'da's goed!' Goed?
Liz inktvis
Liz inktvis
vindt dat water stinkt.
Daarom vist zij in blauwe inkt.
En als je haar zo zitten ziet
en zegt: "Een vis zwemt hier toch niet?"
Dan zegt Liz inktvis: "Weet ik wel.
Het gaat me om het hengelspel.
Ik weet dat hier geen vis is,
omdat ik in de inkt vis.
Tim toekan
Tim
toekan wilde naar Timboektoe.
Hij wilde vliegen in de rimboe.
En daarom ging Tim Toekan sparen.
Het duurde weken, maanden, jaren.
Maar Tim zei vol tevredenheid:
"Het maakt niet uit, ik heb de tijd.
Al wordt het een tienjarenplan,
als ik maar naar Timboektoe kan.
Rik kikker
Rik kikker
woonde in de sloot
en daar verveelde hij zich dood.
Zijn zusje Ernestine,
die vond een trampoline.
Zij sprong er vrolijk op en neer
en Rik vroeg: "Mag ik ook een keer?
Hop hop hop hop hop
Daar kikker je van op
Bas wasbeer
Bas wasbeer
was het wassen zat.
Hij zit nu in een bubbelbad.
Bas boent zijn oren en zijn snuit.
Maar spoelt geen onderbroek meer uit.
Als iemand vieze sokken heeft,
dan zegt Bas wasbeer heel beleefd:
"Mevrouw, meneer, het spijt me zeer.
Ik was geen was meer. Ik was beer!"
Jeronimus van Groezel
In het
land van slaap en doezel,
in het huisje van Klaas Vaak,
woont Jeronimus van Groezel.
't Is een vriendelijke draak.
Als de
sterren en de maan,
even na zons-ondergang,
blinkend aan de hemel staan,
wordt Jeronimus doodsbang.
Pitten?
Honden
slapen in een hok.
Poezen soezen op de krant.
Kippen
tukken op een stok.
Mensen in een ledikant.
Varkens knorren in de drek.
Duiven dutten op het dak.
Mussen rusten op een hek.
Kersenpitten in een bak.
Wat? Zijderups?
"Jij was een zijderups",De vlieg en de ratelslang
De vlieg
en de ratelslang
maakten eens een praatje.
De ratelslang lag op een tak.
De vlieg zat op een blaadje.
De vlieg zei; ‘Hoor ik ratel, slang,
als ik mijn poten wieg.
De ratelslang viel van de tak
en riep; ‘Kijk nou ik vlieg!’
De reiger
Naast
de vissenvijver,
op een houten vloer,
prikt een kleine reiger
kralen aan een snoer.
Vissen, doet hij niet.
Hij zit daar op die steiger,
tevreden, bij het riet.
Hij is een kralenrijger.
Koning aan zee
Er was
eens een koning
in een ver en vreemd land.
Die wilde een woning,
een huis op het strand.
Hij wilde het water,
het land op zien gaan.
Met geruis en geklater,
de golven zien slaan.
Maar hij moest regeren,
vanuit zijn kasteel.
Met hoge meneren,
heel vaak en heel veel.
Twee weken geleden,
toen knapte er iets.
Hij is weggereden,
gewoon op de fiets.
Hij zwaaide en lachte
riep, over zijn rug,
"Blijf maar niet wachten,
ik kom niet meer terug!"
Een van de meneren
die maakte bekend;
"Ik ga nu regeren,
ik word president."
Ver weg op het strand,
bouwt de koning tevree,
kastelen van zand.
Hij is koning aan zee.
Barbie
Ons
moeder heeft zich
laten transformeren
Zij ziet eruit
gelijk een barbiepop
Ze heeft haar rimpels,
laten comprimeren
en trok haar navel
negen centimeter op
Ze heeft haar dijen
laten liposukken
Haar boezem is
vakkundig opgevuld
Ze heeft haar billen
naar boven laten drukken
en heeft haar haren
met een krultang opgekruld
Snij maar weg die onderkin
Zuig wat leeg of spuit wat in
Het maakt niet uit
al kost ‘t een miljoen
Trek maar strak en implanteer
bleek maar weg of epileer
Wie mooi wil zijn
die moet er wat voor doen
Ons moeder heeft nu
moeite met het bukken
Zij staat zo strak,
ze veert meteen terug
Ook het slapen wil
niet meer zo lukken
want door haar borsten
kan zij enkel op haar rug
Als zij gaat dansen
moet zij heel vaak plassen
Al dat gespring,
dat redt ze niet fysiek
Ze lijkt van buiten
wel jong en net volwassen
maar is van binnen
nog gewoon een stuk antiek
Snij maar weg die onderkin
Zuig wat leeg of spuit wat in
Het maakt niet uit
al kost ‘t een miljoen
Trek maar strak en implanteer
bleek maar weg of epileer
Wie mooi wil zijn
die moet er wat voor doen
Poep
Recht op de tegels
zet ik mijn voeten
Pas op de lijn, dat is straf
Dat zijn de regels
ik zal wel moeten
Spring ik er over of af,
ik spring er
Midden in, midden in
midden in, midden in,
Poep, het zit overal op
Poep op m’n hakken en
poep op m’n zakken en
poep op m’n kont en m’n kop
Ik zoek verfrissing
onder de eiken
Brandende zon is zo heet
‘t Is een vergissing
zonder te kijken
zit ik voordat ik het weet,
ik zit er
Midden in, midden in
midden in, midden in,
Poep, het zit overal op
Poep op m’n hakken en
poep op m’n zakken en
poep op m’n kont en m’n kop
Poep op m’n handen en
poep op m’n tanden en
poep op m’n hoeperde
poeperde poeperde
POEP
Oma
Oma
woont niet meer thuis.
Ze woont voortaan in het bejaardenhuis.
Gezellig saam met heel veel mensen.
Wat heb je nou als oma verder nog te wensen.
In de
hal is het gezellig.
Iedereen heeft dolle pret.
Zuster Anna heeft haar stoel
vanochtend bij het raam gezet.
Zo kan ze kijken naar de vogels
en de bomen op het plein.
Wat een bofkont is die oma.
O, wat is het leven fijn.
Als
ze na een uur moet plassen
is de zuster even zoek.
Er is niemand die kan helpen,
dus plast oma in haar broek.
Maar ze zit dicht bij de kachel
en het droogt vanzelf op.
Wat een bofkont is die oma.
O, wat is het leven top.
Oma woont niet meer thuis.
Ze woont voortaan in het bejaardenhuis.
Gezellig saam met heel veel mensen.
Wat heb je nou als oma verder nog te wensen.
Kwart voor één komt er een jongen
die pakt oma bij haar arm.
Zeult haar naar de grote tafel
want ze eten ’s middags warm.
Daar mag zij dan lekker zitten
tot het tijd is voor de thee.
Wat een bofkont is die oma.
Ja, het leven is okée.
Oma moet een grote boodschap.
Ze kijkt zoekend in het rond.
Na een tijdje staat ze zelf op
en ze klettert op de grond.
Maar gelukkig komt de zuster
die hijst haar weer op een stoel.
Wat een bofkont is die oma.
O, wat is het leven cool.
Oma
woont niet meer thuis.
Ze woont voortaan in het bejaardenhuis.
Gezellig saam met heel veel mensen.
Wat heb je nou als oma verder nog te wensen.
Als het tijd is om te slapen
komt de zuster aangezet
Ze geeft oma een pyjama
legt haar zuchtend in haar bed
Oma hoeft niet eens te douchen,
ook al ruikt ze niet zo fris.
Wat een bofkont is die oma.
Ja, het leven is niet mis.
Oma woont niet meer thuis.
Ze woont voortaan in het bejaardenhuis.
Gezellig saam met heel veel mensen.
Wat heb je nou als oma verder nog te wensen.
Bang
voor piepen van de deuren.
Bang voor donker op de gang.
Bang voor wat er gaat gebeuren.
Schaduwen op het behang.
Maar
zijn allergrootste angst is,
waar hij altijd goed op let,
waarvoor hij het aller-bangst is,
is een mens onder zijn bed!
Gieren
Een gier vond het vermakelijk